Experimenten
In de scheikunde worden veel experimenten gedaan. In de wetenschap kunnen we nieuwe dingen ontdekken door experimenten te doen. We doen eerst een voorspelling, dan voeren we het experiment uit. We kijken heel goed wat er precies gebeurd en trekken dan onze conclusie. Het kan zijn dat de voorspelling klop, het kan ook zijn dat de voorspelling fout is. Dit is dan niet erg. Je gaat daarna bedenken waarom je voorspelling juist of onjuist is. Door het doen van experimenten leren we meer over de wereld om ons heen.
Je kunt ook experimenten doen om iets beter te begrijpen of beter te onthouden. Dit is wat jullie dit jaar vooral gaan doen. Je leert iets over de theorie van een bepaald onderwerp en daarna doe je een experiment waarbij je ziet dat wat je net geleerd hebt ook in het echt werkt.
Doelen
- Je kent het verschil tussen handelen, waarnemen en conclusie
- Je weet waarom je experimenten doet
- Je weet waar je op let bij het doen van een experiment
Lucifertest
Bij experimenten moeten we goed opletten wat er precies gebeurd. Als we bijvoorbeeld gaan testen hoe lang een lucifer van een bepaald merk brand moeten we zorgen dat de omstandigheden bij iedere test hetzelfde zijn. We bedenken vooraf welke factoren er allemaal invloed kunnen hebben op de snelheid waarmee een lucifer brand.
- De windsnelheid
- De luchtvochtigheid
- De hoeveelheid zuurstof in de lucht
- De temperatuur
- De hoek waaronder je de lucifer houd
- Hoe je de lucifer aansteekt
Bij het experiment zorg je dat alle factoren bij iedere proef gelijk zijn. Het enige wat je veranderd is het merk lucifer. Vervolgens steek je de lucifers aan en kijk je hoe lang ze branden. Je herhaalt voor de zekerheid de proef een aantal keer en neemt een gemiddelde van alle metingen.
Handelen, waarnemen en conclusie
Tijdens een experiment doorloop je een aantal fases. De eerste fase is het handelen. Hier voer je het experiment uit. Bij het handelen hoef je alleen op de veiligheid te letten. Je hoeft nog niet na te denken over wat er precies gebeurd.
De tweede fase is het waarnemen. Je kijkt heel goed wat er met de stoffen gebeurd. Je beschrijft de stoffen voor het experiment begint, beschrijft wat je tijdens het experiment ziet en je beschrijft wat je na het experiment ziet. Hierbij is het belangrijk dat je alleen opschrijft wat je ziet en niet wat je denkt dat er gebeurd.
Bij de derde fase beschrijf je wat je denkt dat er gebeurd. Dit kan dus per persoon verschillen omdat je hier ook echt zelf mag nadenken. Hoe meer je al weet van de scheikunde hoe makkelijker het wordt om te bedenken wat er precies gebeurd.
1
In klas 1 en 2 heb je al wat experimenten gedaan of gezien. Beschrijf 2 van deze experimenten. Tweet je antwoorden met #d_experiment
2
Leg uit waarom je bij scheikunde experimenten doet.
3
Maak de volgende zinnen af:
-Waarnemen doe je met je ....
-Conclusies trekken doe je met je ...
-Handelen doe je met je ...
4
Zet de volgende termen in de juiste volgorde:
-Waarnemen
-Conclusies trekken
-Handelen
5
Download en open dit bestand. Zet de onderdelen op de juiste plaats.
6
Wat zie je in de afbeeldingen hiernaast? Tweet je antwoorden met #d_waarnemen.
7
Waar moet je (naast de veiligheid natuurlijk) op letten als je experimenten doet?
8
Bekijk het filmpje met het experiment met de kaarsen. Beschrijf uitgebreid wat er gebeurd tijdens de stappen handelen en waarnemen.
9
Formuleer zelf een conclusie bij het filmpje en verklaar wat er gebeurd.
